Na restauratie
Werkkaart uit het archief van de VVAG
Het moet voor 1664 zijn geweest dat een fortuinlijke
wasvrouw vijf huisjes in de Tichelstraat liet bouwen
want in de “Beschreibung der Stadt Amsterdam” welke
Filips von Zesen in dat jaar publiceerde, noteerde
hij
bij een wandeling in de omgeving van het
Karthuizerhof:
“Maar voor wij van hier verder gaan moeten we nog
de vijf stenen huizen bekijken, die in bovengenoemde
Oude Tichelstraat, richting Anjeliersgracht,
naast elkaar staan en in de gevels met stenen was-
of bleekmanden versierd zijn.
Deze huizen heeft een wasvrouw met wassen verdiend:
daar zij, toen deze omgeving nog niet bebouwd was
en slechts uit bleekvelden bestond, hier zoveel geld
verdiende dat ze deze huizen
met de, genoemde, in steen gehakte wasmanden kon
laten bouwen,
als eeuwige herinnering aan haar spaarzaamheid”.
Tichelstraat 53
In 1868 treffen Van Lennep en Ter Gouw
(De Uithangteekens etc deel II, pag. 274 ) in de
Tichelstraat
nog twee huizen aan met een bleekmand in de gevel
en nemen het verhaal van Von Zesen over de vijf
huisjes met gevelstenen, over in hun eigen woorden.
Vandaag de dag is er in de Tichelstraat op nummer
51/53 nog slechts een gevelsteen met een mand.
Het andere exemplaar, door Suasso in 1877 nog op nr.
59/61 vermeld als “een zwart overschilderde ben”
(Van Dale: ben = tenen mand), werd in 1936 door het
Koninklijk Oudheidkundig Genootschap aangekocht
als “een steen waarop een mand met ondefinieerbaren
inhoud
is afgebeeld en die tot onderschrift draagt
D’Blickmant”.
De juiste herkomst van het steentje was toen niet
bekend.
(Jaarverslag KOG 1937) In 1937 werd het steentje
ingemetseld in de gevelstenenmuur in de St
Luciensteeg.
De steen in de St.Luciënsteeg
Of onze vlijtige bleekster in haar eentje haar
nering dreef is onwaarschijnlijk.
Het bleken van ruw linnen of garen, dat van zichzelf
een gelige tint had,
en bij het spinnen en weven ook nog vuil en vet was
geworden,
was een ingewikkelder en uitvoeriger bewerking dan
de naam doet vermoeden.
Het gehele 17de eeuwse bleekproces van het
binnengekomen materiaal verliep in ’t kort als
volgt:
merken, sorteren, wegen, logen, spoelen, wringen,
besproeien, melken/zuren, spoelen, wringen,
blauwen, drogen, wegen, verpakken en verzenden.
In 1614 waren de lakenramen en aanverwante bedrijven
waaronder enige blekerijen verplaatst
naar een terrein buiten de nieuwe wallen.
De oude namen Raampoort en Raampad (een deel van de
weg langs de Singelgracht)
de Bleekerssloot en het Lange en Korte Bleekerspad
(ter hoogte van de huidige De Clercqstraat)
zijn duidelijke verwijzingen naar deze bedrijven.
Wellicht had onze bleekster daar een bedrijfje…?
De gevelsteen:
In een anonieme Jordaanwandeling (typoscript uit
1944, archief VVAG) wordt vermeld:
Tichelstraat, Op no 53 is een gevelsteen ingemetseld
zonder opschrift,
De afbeelding stelt een pot of emmer voor met
deksel.
Op een in 1967 genomen foto in het archief van de
VVAG is te zien dat deze omschrijving wel
begrijpelijk is.
Het steentje is totaal dichtgeschilderd, van enige
structuur van de mand is niets te zien
en de tekst op de onderrand is egaal dichtgesmeerd
en onleesbaar.
In deze staat zal H W Alings in 1949 de steen gezien
hebben, hij noemt nl. geen tekst op de onderrand.
Kennelijk is omstreeks 1970 het relief een beetje
schoongemaakt
want op een foto uit 1971 is in ieder geval het
onderschrift duidelijk leesbaar.
Een opname kort voor het herstel laat zien dat het
relief toch nog, of weer,
bedekt was door diverse, nu afbladderende lagen
bentheimkleurige verf waardoor de fijne structuur
van het vlechtwerk onzichtbaar was geworden.
Schoonmaak en plaatselijk herstel was echt wel
nodig.
Koos van der Zwaal, beeldhouwer/steenhouwer met o.a.
een opleiding oude verftechnieken,
heeft deze klus op zich genomen.
Al bij een eerste inspectie bleek dat onder de
diverse verflagen het virtuoos gehakte,
kenmerkende vlechtwerk van de bleekmand, met zijn
brede voet en de extra kimmen
(ter versteviging ingevlochten verdikkingen) nog
gaaf en scherp aanwezig was.
Na het afkrabben van de verflagen, waarbij enkele
oude kleursporen te voorschijn kwamen,
konden de kleine beschadigingen aan o.a. de
bovenrand van de mand hersteld worden.
Bij het polychromeren is voor de knoppen in de
bovenhoeken en de tekst
uitgegaan van de aangetroffen bruinrood achtige
kleur.
De kleur van de mand heeft Van der Zwaal ontleend
aan vergelijkbaar mandwerk op 17de eeuwse
schilderijen.
De bleekmand op deze steen, gevuld met gewrongen
lappen stof,
klaar om naar het bleekveld gebracht te worden staat
op een kleine console los van de onderrand.
Op deze manier heeft de steenhouwer voorkomen dat de
mand een zwevende indruk zou maken.
De mand op het steentje in de Sint Luciensteeg staat
ook op een console,
net als een vergelijkbare gevelsteen in Leiden, Die
Blickmant 1706, Hogewoerd 44.
De leidse "BLICKMANT"
Opvallend aan het gevelsteentje, en uniek voor
Amsterdam, zijn de knoppen in de afgeronde
bovenhoeken,
een reminiscentie aan de grote spijkers waarmee een
houten uithangbord aan de luifel bevestigd werd
of aan de gevel werd gehangen.
In de bekende uitdrukking “Zonder blikken of blozen”
staat het woord blikken voor verbleken, bleek
worden,
zo is dus ook de tekst op de onderrand als DIE
BLEEKMAND te lezen.
Gebruikte literatuur;
Wim Post. De blekersfamilie Bijvoet in Bloemendaal
(1981)
Els de Baan. Termen en begrippen van de
textielnijverheid uit heden en verleden(Leiden z.j.)
Annemarie Postma. Leiden gebeiteld, gevelstenen
binnen de singels.(1993)
Wilg en Mand, Bulletin van de Stichting Wilg & Mand
(1993-2)
|